Bangladesh
Vanuit een ander perspectief
Vanuit een ander perspectief
Bangladesh, een land van uitersten. Met 200 miljoen mensen toch de tweede grootste economie per capita van Zuid-Oost Azië. Bekend en berucht om zijn kledingindustrie en dramatische overstromingen.
Handel toen en nu
Vanaf het allereerste begin is Bangladesh een agrarische economie met een kleine industriële basis. Vóór de 20e eeuw was er behalve jute geen merkbare industrie met export.
De grote verandering begint eind vorige eeuw. Globalisering en massale outsourcing zorgen ervoor, dat de productie van kleding -dus arbeid- zich gaat gedragen als water: het vloeit naar het laagste punt. En een van die laagste punten is Bangladesh.
De confectie industrie transformeert de economie, groeit binnen een paar decennia tot 85% van de totale export en genereert werkgelegenheid voor miljoenen mensen, voornamelijk vrouwen.
Female workers leaving a garments factory
CIA's World Factbook vat het bondig samen: een van de snelst groeiende economieën, aanzienlijke armoedevermindering, stabiele financiële omstandigheden en een lage overheidsschuld.
The Ganges delta - the largest in the world -covers half of Bangladesh
Dat is bijzonder, want het land heeft zowat alles tegen.
Bijna de helft van het land wordt ingenomen door de Ganges delta met alle gevolgen van dien.
Een vochtig, warm klimaat, een beruchte moesson met hevige neerslag, tropische cyclonen en elkaar opeenvolgende overstromingen.
In 1970 laat een van die cyclonen -Bhola- meer dan een half miljoen slachtoffers achter -de grootste natuurramp in de geschiedenis van de mensheid.
Textielindustrie
Bangladesh mag nu dan bekend staan als een lage lonen land vol "sweatshops", maar de textielindustrie van Bangladesh begint al zo'n 2000 jaar geleden. Toen was het een wereldwijd succesverhaal, nu een marginale business met een belabberd imago.
Het volgende verhaal over "Dacca muslin" is een samenvatting uit "The ancient fabric that no one knows how to make" van Zara Gorvett voor BBC Future.
"Dacca muslin"
Dacca muslin
Aan het eind van de 18e eeuw leidt een nieuwe mode in Europa tot een internationaal schandaal: de high-society begint naakt in het openbaar te verschijnen. De boosdoener is "Dacca muslin", een kostbare stof geïmporteerd uit Dhaka, de hoofdstad van het huidige Bangladesh.
In een satirische prent verschijnen vrouwen in lange, felgekleurde mousseline-jurken, waardoor duidelijk hun billen, tepels en schaamhaar te zien zijn.
Toch is Dhaka-mousseline een hit -bij degenen die het konden betalen. Het is de duurste stof van die tijd, gedragen door koningin Marie Antoinette, keizerin Joséphine Bonaparte en Jane Austen.
Destijds bracht een meter Dhaka-mousseline prijzen op van omgerekend tien- tot vijftigduizend euro. Zelfs de beste zijde was twintig keer goedkoper.
Wereldwijde export
Dhaka-mousseline wordt gemaakt met garen van een bijzondere katoenplant langs de oevers van de Meghna in de Ganges delta. Volgens sommigen is de plant geïmporteerd uit Mosul, Irak, waar de stof voor het eerst door Europese handelaren wordt ontdekt -vandaar de naam.
Maar lang voordat Dhaka-mousseline over de schouders van Europese aristocratische vrouwen wordt gedrapeerd, is het al populair bij de oude Grieken en Romeinen. Dat lezen we onder andere in het bezoekrapport van een Egyptische koopman zo'n 2000 jaar geleden.
In de eeuwen erna wordt de stof geprezen in reisverslagen van Berber-Marokkaanse en Chinese ontdekkingsreizigers.
Europa
Europese handelaren vinden de kwaliteit van de “Dacca muslin” beter dan die uit andere delen van het subcontinent en de eerste exporten naar Europa zijn een feit.
Uit documenten blijkt dat in 1787 “muslin fabrics” ter waarde van meerdere miljoenen roepies via de haven van Sonargaon over de hele wereld wordt verscheept.
Koloniale puinhoop
In 1793 verovert de Britse Oost-Indische Compagnie (EIC) het toenmalige Bengalen en minder dan een eeuw later staat de hele regio onder de controle van de Britten. Terwijl Victoriaanse Londenaren de stof uit elkaar's handen trekken, worden de producenten ervan in financiële problemen gebracht:
Eerst vervangt de EIC de traditionele klanten uit de regio door die uit het Britse rijk.
Ze financieren de makers met voorschotten, maar zetten ze wel onder druk om grote hoeveelheden stof tegen lagere prijzen te produceren. Dat gaat natuurlijk ten koste van de kwaliteit en de EIC eist vervolgens gedeeltes van de voorschotten terug via maandelijkse aflossingen.
Die aflossingen kunnen de kleine bedrijfjes natuurlijk niet bijhouden.
Samuel Oldknow's textile mill in Lancashire
Het einde
De genadeslag komt van Europese concurrentie. Jarenlang hebben de Britten elke stap bij het maken van de stof tot in de kleinste details gedocumenteerd. Naarmate de Europese vraag naar luxe stoffen toeneemt, groeit de noodzaak om goedkopere versies dichter bij huis te maken.
In Lancashire combineert textielbaron Samuel Oldknow de voorkennis van het Britse rijk met de allernieuwste technologie -het spinnewiel- om Londenaren van enorme hoeveelheden te voorzien.
In de 20e eeuw is Dhaka-mousseline uit alle uithoeken van de wereld verdwenen. De techniek om het te maken is vergeten en de enige katoenplant, die kan worden gebruikt -Phuti karpas- sterft uit.
Jute
Historie
Tijdens de Amerikaanse burger-oorlog blokkeert Lincoln de havens van de zuidelijke Confederatie staten. Die blokkade reduceert de aanvoer van katoen uit Amerika met 90% en dwingt Britse fabrieken om een alternatief te zoeken.
Jute is relatief goedkoper en kan gemaakt worden in een Britse kolonie. Als de Britten van Nederland grote orders krijgen om zakken te maken voor de suiker, die uit Java gehaald wordt, kiezen ze het naburige Bengalen als vestiging voor de juteteelt en -industrie.
Heden
Het is het begin van een gigantische industrie, die een tijd lang zelfs een mondiaal monopolie is en de helft van exportinkomsten oplevert.
Op dit moment produceert Bangladesh een derde van de wereldproductie aan jute, maar exporteert bijna uitsluitend ruwe jute -nog maar 10% van totale exporten.
Onze ervaringen
"Onze ervaringen" zijn indrukken opgedaan tijdens het werk voor . . . . .
Nederlandse en internationale overheidsinstanties, die zich bezighouden met economische ontwikkeling in opkomende landen, met name op het gebied van handelsbevordering. Om de ervaringen -en de resultaten daarvan- te kunnen duiden helpt het om eerst "Trade, not aid" te lezen.
Het gele gevaar
In 2003 besluit de EU om de import quota vanuit alle landen, die lid zijn van de WHO*, af te schaffen. Die maatregel geldt dus ook voor China, dat twee jaar eerder lid is geworden. Dat kan desastreuze gevolgen hebben voor Bangladesh en Vietnam, directe concurrenten van China.
* Wereld Handels Organisatie
Reden genoeg om een programma op te starten.
Mijn eerste kennismaking met het land is verrassend positief: waar we normaal in eindeloze rijen bij immigratie moeten aanschuiven, is er op Dhaka airport een speciale rij "Buyers". We doen alsof en niemand houdt ons tegen.
Via onze liaison BGMEA* hebben sector experts een eerste selectie gemaakt van 25 bedrijven. Het is tijd voor een bezoek.
*Bangladesh Garment Manufacturers and Exporters Association
Typical garments factory in Dhaka
Recept voor een ramp
Een typisch confectieatelier in Bangladesh is een gebouw met vier tot acht verdiepingen. In alle verdiepingen zijn in één hoek gaten uitgeslagen.
Binnenkomende stoffen worden door de gaten naar de bovenste etage gehesen en opgeslagen.
Vandaar begint het confectieproces, -wassen, snijden, trimmen, confectie, verpakken- telkens een etage lager totdat het verpakte product op de begane grond ligt.
Door de gaten in de vloeren verliest het gebouw zijn structurele kracht; overbelading met zware rollen stof kan tot instorting leiden.
En dat gebeurt dus in 2013 met 150 doden als gevolg.
Een ander uiterste
Maar ook hier komen we weer in een ander uiterste terecht: Youngone Ltd, een investering van Korea tycoon Kihak Sung in de Koreaanse Export Processing zone in Chittagong.
Er werken 6000 mensen, 3000 vrouwen in de confectie-afdeling en 3000 mannen in de sneakers afdeling, onder leiding van een Oostenrijkse CEO.
Youngone Ltd. garments factory in Chittagong
Youngone's confectie ateliers worden onderhouden volgens standaards, waar ze zich bij ASML niet voor zouden schamen.
Hier geen vragen over social responsibility, arbeidsomstandigheden en andere EU stokpaardjes.
Eigen brandweer
Gratis lunch en transport
Medische verzorging in eigen ziekenhuis met zes kraamkamers
het zijn maar een paar voorbeelden van de fringe benefits in dit bedrijf.
De markt op
Na uitgebreid marktonderzoek en intensieve begeleiding op het gebied van Europese "non-tariff barriers" nemen we de bedrijven mee naar twee beurzen in Europa.
Daar zorgen de garments experts voor contacten en follow up. Dat doen we nog twee of soms drie jaar daarna, want Europese inkopers houden niet van eendagsvliegen.
Terug in Bangladesh moeten ze hun ervaringen delen met alle aangesloten bedrijven van de BGMEA.
Vijf jaar lang volgt er jaarlijks een evaluatie met de sector experts. Dan pas wordt de balans opgemaakt en onderzoeken we wie er nog steeds exporteert.
Op dit moment concurreert Bangladesh succesvol met andere landen.
Natuurlijk is de toegevoegde waarde minimaal: sweatshops in Bangladesh kunnen hooguit € 16-20 factureren om een dozijn jeans te maken, die in Europa voor € 80 per stuk worden verkocht.
Maar er wordt werkgelegenheid geboden en dat is bittere noodzaak, want het land staat wat betreft comparative advantages ver onderaan de lijst in Zuid-Oost Azië.
Scheepsbouw
Toen en nu
Bangladesh is meer nog dan Nederland een waterland, vanwege de Ganges delta. Dat verklaart ook de bloeiende scheepsbouw industrie die het land eeuwenlang gehad heeft.
Tijdens de 17e eeuw bouwen de scheepswerven van Chittagong zelfs oorlogsschepen voor de sultan van Turkije.
Een belangrijke innovatie in de scheepsbouw is de introductie van een verzonken dekontwerp in Bengaalse rijstschepen, resulterend in rompen die sterker zijn en minder vatbaar voor lekken dan de zwakke rompen van Europese schepen, gebouwd met een getrapt dekontwerp.
De Royal Navy laat veel oorlogs-schepen bouwen in Chittagong, waarvan sommige ook worden gebruikt in de Slag om Trafalgar in 1805.
Shipyard in Chittagong
Op dit moment zijn er zo'n 50 scheepswerven, waarvan een behoorlijk aantal werkt voor Europese en Amerikaanse opdrachtgevers.
Damen Shipyards Group speelt hierbij een belangrijke rol.
. . . . en scheepswrakken
Een horrorfilm
De meeste particuliere scheeps-werven gebruiken platen, motoren, onderdelen en machines van oude koopvaardijschepen die zijn verzameld uit de sloop van bestaande schepen.
Het beruchte strand in Bhatiari, waar schepen op volle kracht aan hun einde komen, hebben we in 2004 bezocht - zie foto's hieronder.
De weg van Chittagong naar Bhatiari is een belevenis op zichzelf.
Kilometers lang zie je bedrijven aan beide kanten van de weg, waar alles -maar dan ook alles- uit de schepen wordt verkocht, perfect gesorteerd op materiaal of toepassing. Een paar kilometer electro, dan slangen en buizen, dan houten materialen, staalplaten en uiteindelijk volledige interieurs van kapiteinshutten in Louis XIV stijl.
Het strand ziet eruit als een scène uit een horrorfilm. Modder en rotzooi overal, honderden arbeiders in lompen gekleed, die bezig zijn met de sloop.
Ineens horen we gezang: een groep van twaalf arbeiders dragen zingend een giga staalplaat op hun schouders naar een vrachtwagen. Even verderop zit een man op zijn hurken met vervormde vingers kwik uit thermometers te halen: hijzelf en alles om hem heen is groen . . . . .
Tot slot
Ik loop vanuit Hotel Sonargaon de straat op. Om de hoek zit een autodealer met Ferrari's en Bentley's in de showroom.
Bij een stoplicht moet ik wachten op het verkeer. Dat bestaat voor 90% uit fietsers, riksja's en handkarren. Ik zie een oude man, die een zware kar vol meelzakken meesleurt; onze ogen kruisen elkaar, maar ik kijk alleen maar in een levensloze leegte, een doffe wanhoop.
Even wordt het me teveel; na de ervaring op shipwreck-beach en nu dit besluit ik niet meer terug te keren naar Bangladesh.